Begrippenlijst

A – Antioxidanten: stoffen die het lichaam beschermen tegen schade veroorzaakt door vrije radicalen. Ze worden vooral gevonden in groenten en fruit, zoals blauwe bessen, frambozen en broccoli.

ADH aanbevolen dagelijkse hoeveelheid: De hoeveelheid voedingsstoffen die per dag nodig zijn om de gezondheid te behouden.

B – Biologisch: voedsel dat wordt geproduceerd zonder het gebruik van synthetische pesticiden, herbiciden of meststoffen. Biologisch voedsel wordt vaak beschouwd als gezonder omdat het minder chemicaliën bevat.

Body Mass Index (BMI): Een maatstaf voor de verhouding tussen lengte en gewicht om te bepalen of iemand een gezond lichaamsgewicht heeft.

C – Calorieën: een maateenheid voor de hoeveelheid energie in voedsel. Mensen hebben een bepaalde hoeveelheid calorieën nodig om te overleven, maar te veel calorieën kunnen leiden tot gewichtstoename.

D – Diabetes: een aandoening waarbij het lichaam de bloedsuikerspiegel niet goed kan reguleren. Mensen met diabetes moeten vaak hun dieet aanpassen om hun bloedsuikerspiegel onder controle te houden.

E – Eiwit: een voedingsstof die essentieel is voor de opbouw en reparatie van weefsels in het lichaam. Eiwitrijke voedingsmiddelen zijn onder andere vlees, vis, eieren, noten en bonen.

Essentiële vetzuren: Onverzadigde vetten die het lichaam niet zelf kan aanmaken, maar wel nodig heeft voor een gezonde werking

F – Fiber (Vezel): een type koolhydraat dat niet volledig wordt verteerd in het lichaam. Vezelrijk voedsel kan helpen bij het reguleren van de spijsvertering en kan helpen bij het voorkomen van ziekten zoals darmkanker.

Fermenteren: Het proces waarbij bacteriën, schimmels en gisten worden gebruikt om voedsel te conserveren of om de voedingswaarde te verhogen.

G – Glutenvrij: voedsel dat geen gluten bevat, een eiwit dat voorkomt in tarwe, gerst en rogge. Mensen met coeliakie of glutenintolerantie moeten een glutenvrij dieet volgen.

Glycemische index (GI): Een maatstaf die aangeeft hoe snel koolhydraten in voedsel worden omgezet in glucose en daarmee de bloedsuikerspiegel beïnvloeden.

H – Hart-gezond: voedingsmiddelen die kunnen helpen bij het verminderen van het risico op hartziekten, zoals magere eiwitten, groenten, fruit, volle granen en gezonde vetten.

Hydratatie: Het proces waarbij water in het lichaam wordt opgenomen om de vochtbalans op peil te houden

I – IJzer: een mineraal dat o.a. nodig is voor de aanmaak van rode bloedcellen. IJzer is te vinden in vlees, gevogelte, vis, bonen, noten en zaden.

Inuline: Een oplosbare vezel die de spijsvertering kan bevorderen en de groei van gunstige darmbacteriën kan stimuleren

J – Jodium: een mineraal dat belangrijk is voor een goede schildklierfunctie. Jodium wordt vaak toegevoegd aan gejodeerd zout en wordt ook gevonden in zeewier, vis en schelpdieren.

K – Kalium: Een mineraal dat belangrijk is voor de spier- en zenuwfunctie en te vinden is in groenten, fruit en bonen.

Koolhydraten: een voedingsstof die energie levert aan het lichaam. Koolhydraten zijn te vinden in fruit, groenten, volle granen en bonen.

L – Lactosevrij: voedsel dat geen lactose bevat, een suiker die voorkomt in (koe)melk en zuivelproducten. Mensen met lactose-intolerantie moeten lactosevrije alternatieven gebruiken.

M – Magnesium: een mineraal dat belangrijk is voor een goede spier- en zenuwfunctie. Magnesium is te vinden in donkere bladgroenten, noten, bonen en volle granen.

N – Natrium: Een mineraal dat nodig is voor het handhaven van de vochtbalans in het lichaam en een gezonde zenuw- en spierfunctie. Te veel natrium kan echter leiden tot hoge bloeddruk en een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Het is belangrijk om de dagelijkse inname van natrium te beperken tot niet meer dan 2,4 gram per dag, wat overeenkomt met ongeveer 6 gram zout. Voedingsmiddelen die van nature rijk zijn aan natrium zijn onder andere zeevruchten en groenten, terwijl bewerkte voedingsmiddelen vaak grote hoeveelheden natrium bevatten.

Natuurlijk: Voedsel dat niet kunstmatig is bewerkt of geproduceerd en geen toevoegingen bevat.

O – Omega-3 vetzuren: Onverzadigde vetten die belangrijk zijn voor de hersenfunctie en de gezondheid van het hart en te vinden zijn in vis, noten en zaden.

P – Proteïne: Een voedingsstof die belangrijk is voor de groei en reparatie van weefsels en te vinden is in vlees, vis, eieren en bonen.

Q – Quinoa: Een glutenvrije graansoort die rijk is aan proteïne en andere voedingsstoffen.

R – Raffineren: Het proces waarbij natuurlijke voedingsmiddelen worden bewerkt om de houdbaarheid te verlengen of de smaak te verbeteren, maar waarbij belangrijke voedingsstoffen verloren gaan.

S – Superfoods: Voedingsmiddelen die rijk zijn aan voedingsstoffen en waaraan bijzondere gezondheidsvoordelen toegeschreven worden, zoals bessen, groene bladgroente

T – Transvetten: Ongezonde vetten die kunnen leiden tot verhoogde cholesterolgehaltes en een hoger risico op hart- en vaatziekten. Te vinden in bewerkte voedingsmiddelen, zoals koekjes en snacks.

U – Uitgebalanceerd dieet: Een voedingspatroon dat een gezonde balans biedt van alle benodigde voedingsstoffen.

V – Vezels: Onverteerbare koolhydraten die de spijsvertering bevorderen, de bloedsuikerspiegel helpen reguleren en het risico op bepaalde ziekten verminderen. Te vinden in groenten, fruit en volle granen.

W – Water: Een essentieel element voor een gezond lichaam en een goede hydratatie. Experts raden aan om dagelijks minimaal 1,5 tot 2 liter water te drinken.

X – Xanthaangom: Een additief dat vaak wordt gebruikt in bewerkte voedingsmiddelen als verdikkingsmiddel.

Y – Yoghurt: Een zuivelproduct dat probiotica bevat, wat kan helpen bij het handhaven van een gezonde darmflora.

Z – Zout: Een mineraal dat het lichaam nodig heeft in kleine hoeveelheden, maar te veel zout kan leiden tot hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten. Matig gebruik van zout is aanbevolen.

Facebook